1.4.24

wintertuin en emily

emily dickinsons poëzie raakte pas bij een breder publiek bekend na haar dood. apart van het feit dat zij heel goed wist wat ze wel en niet wilde inzake publicaties, heeft ze niet kunnen voelen hoe het was zo geliefd te worden door haar lezers. 

ik worstel tot vandaag met het besef dat niet iedereen bekend raakt omwille van zijn of haar kunnen. als emily dickinsons poëzie nu wél bekendheid geniet; hoeveel creatieve mensen bleven doorheen de tijden op hun honger zitten? 

emily's levensstijl en haar woorden raken mij diep. wat had ik graag een kopje thee gedronken met emily, met een stukje cake erbij dat we eerst samen bakten in de keuken van haar ouderlijk huis, waar ze bleef wonen tot aan haar dood. 

hadden we een woordspelletje gespeeld? zouden we samen een gedicht hebben durven dromen? waren we de plantentuin ingelopen, op zoek naar een bloemen- of kruidentuiltje, ter inspiratie? 

ik heb geen groene vingers, en als ik denk aan emily's tuinpassie, dan voel ik me alsof ik iets mankeer, alsof ik mezelf niet gun de kracht van planten te beschouwen. 


misschien speelt mijn angst voor insektenbeten een te grote rol in mijn terughoudendheid? misschien hoor ik uit te zoeken hoe ik me kan beschermen tegen de griezelige buitenkruipers? want de natuur inkijken, dàt doe ik immers graag. 

mijn kleine tuintje ligt achter de keuken. er heerst vooral wildgroei. in de zomer waag ik me heel af en toe tot aan het bouwvallige houten tuinhuisje om het lange gras te snoeien met de grasmaaier die ik moeizaam uit het tuinhuis trek. 

de kale winters zijn zohaast mijn favoriet, nauwelijks insekten te bekennen en toch voldoende stoppels groen om niet te vergeten dat de lente op haar tijd terugkomt. en in de luie stoel voor het raam emily's gedichtenbundel op schoot houden, turen in de wintertuin, mijn handen warmen aan een kopje thee. Met koekjes, die ik bakte in eigen keuken, volgens een recept van emily. 

bovenstaande pagina's uit een handgemaakt kladboekje dat ik in een moment van verveling in elkaar vouwde en waarvan ik de dunne blaadjes beschilderde en beschreef, met erin het gedicht To Make a Prairie, n°1755 {J} -1779 {F}